zondag 27 mei 2007

geen kind

“JE HEBT GEEN KIND AAN ZE”

Dat zei de vrouw in de kappersstoel naast me. Ik herhaalde de zin nog een keer woord voor woord in mijn hoofd. Terwijl de kapster mijn achterhoofd aan het opknippen was. Overigens een heerlijk gevoel, dat zij met haar schaar niet in mijn zinnen kon knippen.
Ik ging de zin nog weer eens na, die de vrouw naast mij gezegd had. “je”was kennelijk de vrouw naast me. En als je, “je hebt geen kind aan ze”” letterlijk tot je door liet dringen, dan heb je dus geen kind. Terwijl het waarschijnlijk wel over kinderen ging, maar bij “ze” gold dat even niet. Het leek alsof dat enorm veel ruimte schiep. Het leek wel een soort”wishfull thinking”voor de vrouw naast me. Ze zuchtte er hoorbaar bij. Wat zou er in godsnaam gebeuren, als dezelfde vrouw zou zeggen, ‘je hebt wel een kind aan ze”. Dat zou wel de toestand zijn, die bij “ze” hoorde, maar niet gewenst.
De vrouw vervolgde, dat er ook nog een kinderlokker bij haar in de buurt woonde. “”En dan zeg je tegen die kinderen, “niets van vreemden aannemen”. Ze zuchtte opnieuw en zei, “ maar ja of ze het van je willen aannemen”, is de vraag”. Het was echt zo’n knipgesprek, meer mededelingen, die dankzij de schaarbewegingen in stand gehouden werden.
Ik gokte erop, dat de volgende mededeling zou zijn, “je bent weer blij , als ze naar school gaan.” Toen de kapster de gel in mijn haar masseerde, kwam de verwachte zin eraan.
Mijn vakantie zat erop met de laatste haren, die op de grond vielen.
En ik werd weer nieuwsgierig naar wie “ZE” waren.

Geen opmerkingen: