maandag 28 mei 2007

iedereen gaat dood

Iedereen gaat dood

Iedereen gaat dood
Iedereen gaat dood
De goddelozen en de godvrezenden
De slimmen en de dommen
De sterken en de zwakken
De dikken en de dunnen
Iedereen gaat dood
Iedereen gaat dood

Ieder met zijn eigen verhaal
Nadat hij alle vier windstreken
Heeft verkend
Ieder op zijn eigen wijze
Na een lang lijden
Of een rustig inslapen
Daarover is ons niets bekend
Maar iedereen gaat dood

Soms is doodgaan
Een bevalling
In omgekeerde richting
Bevallen van het leven
Wat je geleid hebt
En hebben
Je nabestaanden
Nog de tijd
Om je wieg aan te kleden
Je je mooiste kleren
Mee te geven
Je te baden
En te zalven
Je ogen te sluiten
En je laatste streng
Door te knippen

Dan is het goed
Om te gaan
Dan is het licht
En gewichtloos
En kent het
Geen betekenis
Die wij weten

Aad Tijssens 16 februari 2004, overlijden moeke.

zondag 27 mei 2007

geen kind

“JE HEBT GEEN KIND AAN ZE”

Dat zei de vrouw in de kappersstoel naast me. Ik herhaalde de zin nog een keer woord voor woord in mijn hoofd. Terwijl de kapster mijn achterhoofd aan het opknippen was. Overigens een heerlijk gevoel, dat zij met haar schaar niet in mijn zinnen kon knippen.
Ik ging de zin nog weer eens na, die de vrouw naast mij gezegd had. “je”was kennelijk de vrouw naast me. En als je, “je hebt geen kind aan ze”” letterlijk tot je door liet dringen, dan heb je dus geen kind. Terwijl het waarschijnlijk wel over kinderen ging, maar bij “ze” gold dat even niet. Het leek alsof dat enorm veel ruimte schiep. Het leek wel een soort”wishfull thinking”voor de vrouw naast me. Ze zuchtte er hoorbaar bij. Wat zou er in godsnaam gebeuren, als dezelfde vrouw zou zeggen, ‘je hebt wel een kind aan ze”. Dat zou wel de toestand zijn, die bij “ze” hoorde, maar niet gewenst.
De vrouw vervolgde, dat er ook nog een kinderlokker bij haar in de buurt woonde. “”En dan zeg je tegen die kinderen, “niets van vreemden aannemen”. Ze zuchtte opnieuw en zei, “ maar ja of ze het van je willen aannemen”, is de vraag”. Het was echt zo’n knipgesprek, meer mededelingen, die dankzij de schaarbewegingen in stand gehouden werden.
Ik gokte erop, dat de volgende mededeling zou zijn, “je bent weer blij , als ze naar school gaan.” Toen de kapster de gel in mijn haar masseerde, kwam de verwachte zin eraan.
Mijn vakantie zat erop met de laatste haren, die op de grond vielen.
En ik werd weer nieuwsgierig naar wie “ZE” waren.

kerstverhaal 2005

KERSTVERHAAL 2005-12-20

OMAR

Uit de richting van Herat naderden met grote snelheid een konvooi voertuigen, die rechtstreeks leken af te stevenen op de waterput, waar Omar stond met de geit, die hij van zijn vader naar Najib moest brengen.
Najib was de vader van Tariq en Tariq zou met zijn zus Sjiri trouwen in het 5200e jaar van de profeet, wiens naam heilig is.
Najib moest gunstig gestemd blijven, anders zou Sjiri geen toestemming meer krijgen om haar familie te bezoeken, als ze getrouwd was.
Omar gaf de geit wat drinken uit zijn leren waterzak en maakte zijn tulband nat om wat verkoeling aan zijn verhitte hoofd te bieden.
Op dat moment stopte het konvooi ook bij de waterput.
Omar zag direkt dat het Kirgiezen waren, aan hun typische puntbaardjes en de groene halve maan in hun tulband.Omar was een Pathaan en Kirgiezen hielden niet van pathanen, die zij beschouwden, als achterlijke geitenhoeders.
Uit het voorste voertuig kwam een zwaargebouwde man gelopen, die Omar opdroeg water uit de put te halen voor alle mannen van het konvooi.
Omar deed wat hem opgedragen werd en haalde met een emmer water uit de put.
Toen de Kirgiezen gelaafd waren, vroegen ze Omar, hoeveel de geit moest kosten.
Deze geit is niet te koop zei Omar, hij is onderdeel van de bruidschat van mijn zuster.
Daarop moesten de Kirgiezen bulderend lachen en zeiden een gast verschaf je alles om het hem aangenaam te maken.
Omar boog voor de Kirgiezen, nam zijn tulband af en zei, heeft de profeet niet gezegd, dat hij die blootshoofd op het heetst van de dag de zon durft uit te dagen een echte gelovige is, die geen enkele wens geweigerd mag worden.
De Kirgiezen stopten met lachen en waren wel in voor een verzetje.
Wat is je wens dan vroegen zij?
Dat jullie mij en de geit naar het dorp van de vader van de bruidegom brengen, als ik mijn geloof in de ware god op de proef heb gesteld.
Accoord zeiden de kirgiezen, want wie waagt nu zijn leven voor een geit.
En het sprak hun wel aan om zo’n domme pathaan zichzelf te zien roosteren door de zon, die nu bijna op zijn hoogste punt stond. Geen mens deed het zichzelf aan om met onbedekt hoofd rond te lopen. In de schaduw was het 40 graden .
Het was weer eens wat anders voor de kirgiezen als je kalasjkinovs leeg te schieten op arme dorpelingen, die geen papaver wilden verbouwen.
Het enige wat de kirgiezen echter niet wisten, was dat Omar vanmorgen naast de koran ook de zonnekalender gelezen had.
Want toen de zon op zijn hoogste punt kwam, werd het ineens aardedonker en viel de verzengende hitte weg.
De Kirgiezen raakten in paniek en vielen op hun knieen voor Omar en prezen hem, hij is de ware gelovige en brachten hem en de geit naar het dorp van de vader van de bruidegom, die daardoor nog gunstiger gestemd raakte. Toen hij zag, dat zijn aartsrivalen Omar met veel respect behandelden.

Aad Tijssens

schaap

Het Schaap 19-8-06


Op de Westfriese omringdijk, zag ik een oudere man stenen of kluiten modder naar beneden gooien. Toen ik dichterbij kwam op mijn racefiets, zag ik dat hij ze naar een schaap gooide, die onderaan de dijk in een sloot stond. En niet meer op de wal kon komen. Ik stopte met mijn fiets en vroeg de man, wat hij deed. Hij zei, dat hij pogingen deed om het schaap aan het schrikken te maken, waarmee het dier misschien uit de sloot kon springen op de walkant. Vervolgens pakte hij een houten paal en gooide die naar beneden, maar ook dit had weinig effect . ik zei, dat ik het wel zou proberen. En voorzichtig stapte ik over het prikkeldraad, wat omhoog gehouden werd door mijn vriendin en de oudere man. “je ziet maar hoe je terugkomt”, zei de man bij wijze van grapje. Ik spoedde mij naar beneden de steile helling af. En ik pakte eerst de paal, die man gegooid had om een poging te wagen, het schaap aan het schrikken te maken. Ik gooide paal naar het schaap toe, bijna raakte ik het dier, maar het bracht het dier niet in beweging. Wat nu? Voor de sloot, zat ook een hek van prikkeldraad, gelukkig maar 50 cm hoog. En in de verste verte was er geen bruggetje te bekennen. Dan duik ik maar te water, dacht ik, want dat schaap moet gered worden, als het dier daar lang blijft zitten, dan zakt het weg en verdrinkt het door zijn gewicht. Ik trok mijn wielerkleren uit, hield alleen mijn wielerbroekje aan en mijn wielerschoenen. Ik zocht een gunstige plek om over het hek en in het water te stappen. Voorzichtig liet ik mijn voeten in het water zakken en ik voelde dat de bodem heel modderig was. Ik zakte er aardig in weg. Ik had geen zin om nog verder weg te zakken en nam een duik in het water. Met twee slagen was ik aan de overkant van de sloot. En ik trok me aan een graspol uit de sloot en op de andere kant. Vervolgens liep ik naar het schaap toe, wat met zijn achterpoten vastzat in de modder. Met twee handen trok ik stevig aan de vacht achter zijn kop en binnen een mum sprong het schaap op de oever en maakte een spurt het weiland in naar zijn soortgenoten.
Zelf herhaalde ik de procedure van weer in het water duiken en de overkant bereiken.
Ik ontdeed mijzelf daar van mijn natte wielerbroek en wrong hem uit terwijl ik in mijn blote kont stond. Mijn vriendin ontving mij als een held toen ik weer bovenop de dijk stond. En de oude man vond het klasse van mij.
Ik reed terug naar huis met zeiknatte wielerschoenen en een natte fietsbroek. En ik moest erg wennen aan mijn nieuw verworven heldenstatus.

er voor gaan

“er voor gaan”

Ik stond grieperig met mijn auto voor het stoplicht van een viersprong. Ik keek door mijn ruit en zag een smal Noord-Hollands meisje voor het voetgangerslicht staan wachten. Jeans, roze truitje, blond haar met een knijpspeld, half onverschillige blik.
Ik zat nog wat na te denken over het artikel over loverboys wat ik zojuist gelezen had. Meisjes uit het noorden van de provincie, had er in het artikel gestaan. Heerhugowaard, schagen, den helder, hoorn. Wat voor beeld had die journalist over het noorden van de provincie en de daarbij behorende meisjes? Maar hij had mij wel aan het fantaseren gezet. En ik zag dit zebrapadmeisje al met haar witte snoetje achter een of ander verlicht raam in de hoofdstad zitten. Tegelijkertijd dacht ik, hoeveel zouden het er echt zijn, op welke scholen zouden ze zitten. In welke straten zouden ze wonen en wie zou het weten.
Het licht voor mij ging op groen en ik trok op. Ineens dook er voor mij een snelle Golf op.
De bestuurder,een jongen met een uytenboogerd kapsel, wuifde naar het meisje. Haar achteloze houding veranderde volkomen, ze zette een spurt in om de Golf te bereiken, maar werd in haar poging gehinderd door mijn auto. Ik weigerde te stoppen en het hele kruispunt te ontregelen, dus moest ze haar achtervolging staken. Ze maakte nog wel een zeer misprijzend handgebaar en siste mij verwensingen toe. De Golf was intussen snel doorgereden en nam de eerste afslag om te kunnen keren.
Ze gingen ervoor en als ze er eenmaal voor gaan, dan houdt geen stoplicht of voorlichting ze tegen. Ze werd eindelijk iemand. Ze werd herkend op een saai kruispunt, waar het blik normaliter als diepvrieskuikens langs elkaar schuift. Toch liet mijn fantasie mij niet los, ik bleef een beeld houden van pluimveevlees, wat een bliksemcarrière in een cash en carry maakt. Maar waar je je uiteindelijk niet kiplekker bij voelt.

Doortje

hoed

DE VADER, DIE ZIJN HOED LIET LIGGEN.


Papa had een nieuwe hoed gekocht, het was zijn derde deze maand. Deze keer was het een leren hoed met een blauwe band om de rand. De vorige twee waren van suède en stof. Een groene en een grijze.
Papa vroeg aan Jessica en Benjamin, zijn twee kinderen," wat vinden jullie van mijn nieuwe hoed"? En Benjamin zei tegen zijn vader," wel gaaf pap" en ging verder met zijn computerspel. En Jessica zei," hij lijkt op het hoedje van oma". Dat vond papa niet leuk en hij zei tegen mama. "jij moet oma hier niet iedere keer binnen laten komen, want dan gaan de kinderen allemaal rare dingen zeggen en daar hou ik niet van"






"Kom op Hans", zei mama tegen papa," het zijn maar kinderen en ze bedoelen het helemaal niet slecht".
"Dat moet jij zeggen", zei papa tegen mama, "geef mij eerst maar eens een biertje, dan ga ik er misschien anders over denken".
Mama liep naar de koelkast en pakte een biertje.
Tegelijkertijd ging de keukendeur open en liep Stijn naar binnen, de oudste zoon van papa, maar van een andere mama.
Papa draaide zich om naar Stijn en zette zijn nieuwe hoed op. "En hoe vind jij mijn hoed", vroeg hij aan Stijn.
"Die hoed interesseert me geen bal", zei Stijn," want ik heb net een bekeuring gehad"






.
"Gezellige boel hier", zei papa, "niemand vind mijn hoed belangrijk, volgens mij komt dat allemaal door jou". En wees met een boze blik naar mama.
"Als dat zo is, dan heb ik hier niets te zoeken en ga ik maar naar de kroeg".
"Dan doe je dat toch", zei mama
Ondertussen stootte Jessica met haar hoofd tegen het tafelblad en begon te huilen. Er zat een hele snee op haar voorhoofd en er kwam bloed uit.
"Ook dat nog", zei papa, "begint zij nog te janken, ik maak dat ik gauw naar de kroeg ga"





.
Benjamin liep naar zijn vader toe, trok aan zijn mouw en vroeg of hij mee mocht lopen.
"Nee", zei papa, "blijf jij maar bij je zusje en je moeder, anders loop je mij in de weg".
Vader liep de deur uit, hij startte zijn auto en reed de straat uit.
Benjamin zag hem nog net linksaf slaan toen hij boven in zijn slaapkamer voor het raam stond.
Mama kwam ook naar boven met Jessica, die een koud washandje op haar voorhoofd had om de pijn te verlichten.
"Mama gaat jullie naar bed brengen", zei mama tegen Benjamin en Jessica.
"Hoe laat komt papa weer terug", vroeg Benjamin?
"Oh, die komt over een uurtje wel weer terug, als hij een paar biertjes heeft gedronken", zei mama.
"Mam, de kroeg is toch de andere kant op", zei Benjamin.
"Ik zag papa de andere straat inrijden, daar is toch geen kroeg".
"Dan moest hij misschien nog benzine tanken", zei mama.







"Gaan jullie nou maar lekker slapen, morgen is papa gewoon weer thuis".
Benjamin had die nacht een hele rare droom, hij droomde van een hoed, maar een hoed met wielen.
En die hoed reed heel hard en je wist niet wie die hoed bestuurde. En Benjamin probeerde de rijdende hoed in te halen op zijn fiets, maar telkens kon hij hem niet inhalen. Zo kwam hij ook bij een grote sloot en Benjamin kon niet meer stoppen. En hij vloog zo in de sloot met zijn fiets. Toen werd hij wakker en voelde dat hij drijfnat was.
Hij riep zijn moeder, zijn moeder kwam en vroeg wat er was. Hij vertelde zijn moeder die er gebeurd was en wat hij had gedroomd.
Zij verschoonde zijn bed. "Is papa er al", vroeg Benjamin? "Nee", zei moeder, "maar ga maar weer lekker slapen"





.
De volgende ochtend, toen Benjamin wakker werd, maakte hij eerst Jessica wakker en toen gingen ze stiekem naar de slaapkamer van hun ouders.
Ze zagen, dat er niemand in bed lag. Voorzichtig liepen ze de trap af naar beneden. Ze zagen mama op de bank zitten en ze huilde. Naast haar zat Stijn en hij had een brief in zijn hand.
"Ik ben weg", stond er in de brief, zei mama.
"Ik bel Jessica en Benjamin wel", stond er ook nog bij geschreven.







Benjamin en Jessica gingen naar school.
Toen ze in de middag thuiskwamen, vroegen ze aan hun moeder, heeft papa al gebeld.
"Nee", zei mama, "misschien belt hij morgen wel".
Zo gingen er weken voorbij en papa belde maar niet.
Zijn nieuwe hoed had hij vergeten, die stond nog op de vensterbank.
Als Benjamin naar de hoed keek, dan moest hij weer aan zijn droom denken en zag hij kleine wieltjes onder de hoed en dan wilde hij samen met Jessica in de hoed kruipen en dan hoopte hij dat de hoed hem naar papa zou brengen.
En soms als zijn moeder er niet was, dan zette hij de hoed ook wel eens op zijn hoofd en dan deed hij zijn ogen dicht. En dan zag hij zijn papa, zijn papa die van mooie hoeden hield.
En als hij met zijn moeder en Jessica in de stad liep, dan lette hij op alle mannen met hoeden.
En soms, zag hij er dan wel eens een man die op zijn papa leek, maar als die zich dan omdraaide, dan was het zijn vader niet. Dan was het iemand met rood haar of met een dikke buik. En dat had zijn vader allemaal niet.
En als Benjamin met Jessica ging spelen. Dan speelden ze altijd hoedenwinkeltje. En dan was Benjamin de directeur van alle hoedenwinkels in het hele land. En hij wist zeker, dat hij dan zijn vader weer een keer zou zien.





Van Aad Tijssens gezinstherapeut.

tandem

De Tandem

Ik zag hem honderd meter voor mij rijden, Benjamin Nachwasser. En instinctief wist ik hoe laat het was. Vier jaar geleden in november, was Naomi 's-morgens niet meer opgestaan. En vanaf die tijd, was Benjamin de weg behoorlijk kwijt. Hij pakte dan hun tandem uit de schuur, bond de knuffel van Naomi aan de fietsbel en bevestigde de Israëlische vlag aan de bagagedrager.
Rustig ging ik naast hem rijden en keek hem aan, hij had zijn jas nog open, door zijn brillenglazen keek hij mij angstig aan. "alles van waarde is weerloos" mompelde hij. “Waar ga je heen, Benjamin”, vroeg ik, naar het einde", zei hij. En fietste onverdroten door.
Na een tijdje, vroeg ik, “mag ik met je meefietsen naar het einde”? Benjamin keek me heel even aan en knikte. Zo fietsten we verder. Het werd een hele, lange stille tocht. Maar Benjamin wist blijkbaar heel zeker, wat het einddoel van de tocht was. Af en toe herhaalde hij teksten van Lucebert. En dan begon hij ineens in het hebreeuws klaagliederen te zingen. We waren nu in een duingebied aangekomen en in de verte zag ik het dreigende silhouet van de hoogovens tegen de bewolkte hemel afsteken. Ineens draaide hij zijn hoofd om naar mij. , En zei, "Isaac moet geofferd worden",. Moeizaam ging het heuvelopwaarts, het onbezette deel van de tandem ging slingerend omhoog en naar beneden. We reden door Wijk aan Zee en volgden de weg naar de pier. Langzaam reden we de pier op.
De golven beukten op de basaltblokken. Er stonden wat hengelaars. Benjamin reed door tot de vuurtoren. Toen stapte hij af. Hij knoopte zijn jas dicht, deed zijn keppeltje op en riep in het hebreeuws "uw wil geschiede" en duwde de tandem van de pier af. Hij keek niet meer om en beende met grote passen de pier af. Toen draaide hij zich naar mij om, zijn ogen stonden nu rustig en hij zei tegen mij, “ik ben blij, dat de heer mij heeft vergezeld”. En vervolgens vroeg hij of ik een strippenkaart bij me had.


Aad Tijssens

Spoorlaan 18

1851 HK

Heiloo.

bicycle

Bicycle

S-nachts lag ze aan het zuurstof, anders was het de vraag of ze s-morgens nog wakker zou worden. En overdag werd ze met zo’n automatische griujparm uit bed gehesen en in haar karretje gezet, waarna ze op borsthoogte zelf haar ontbijt gingm maken en ook voor jan.
En daarna belde ze thea, volgens mij is jan nog steeds zo verliefd op mi8j, hij heeft me een liedje laten horen, dat heet bicycle van een band, die queen heet, romantischer kan het bijna niet, volgens mij moet het zoiets bizonde4rs zijn dat woord bicycle het heeft zo’geheimzinnige lading en de manier waarop de zanger het zingt. Het heeft vast met veel erotiek te maken. Thea aarzelde aan de telefoon of ze sandra in de waan zou laten van het woord bicycle wat het betekende, haar leefryuimte en perspektief waren al zo klein geworden. Nu ze afgezakt was naar een flatje voor zeer hulpbehoevenden en hoe lang had ze misschien nog te leven. Toch kon thea het niet laten, stel je voor dat een ander het zou zeggen, dan zou ze zich nog belazerd kunnen voelen. Nee sandra sorry weet je wat bicycle echt betekent, het is doodordinair de eng betekenis van fiets. Het licht ging uit bij sandra, ze kon het bijn a niet geloven, fiets zei ze stamelend, nee dat kan niet zo komt het helemaal niet over, volgens mij is het iets heel anders en veel meer…

kerstverhaal 2004

KERSTVERHAAL 19-12-2004


Ïk weet niet beter, dan dat ik gevonden ben, zei tess tegen kate op de 54e verdieping van Manhattan Building, terwijl heel Manhattan in het donker gehuld was, omdat in dit deel van de stad de stroom was uitgevallen. Als je goed keek kon je nog wel het slingerende lint van de hudsonrivier beneden waarnemen, verlicht door het schijnsel van de boten.
Weet jij of er hier nog ergens kaarsen liggen, zei kate. Misschien achterin de kast met emmers, zei tess,
Ze hebben jou zeker eerder gevonden vanwege je gekrijs, zei kate, want daar herken ik jou vooral aan, als we weer eens op de bus moeten wachten en jij komt te laat aanlopen, mens wat ken jij veel portoricaanse en joods scheldwoorden
Maar het heeft wel effect zei tess, ze blijven altijd wachten, alleen die ierse buschauffeur van lijn 21 heeft de pik op mij, die rijdt desondanks door.
Misschien is die vent wel mijn verwekker, want veel meer dan dat ze mij in het central park bij de afvalbak aan de zuidingang hebben gevonden, weet ik niet van mijn afkomst.
Spelende kinderen hebben mij gevonden op 22 juni 1971, die datum staat in mijn geheugen gegrift.
Dan ben je toch nog goed terechtgekomen als koffiejuffrouw bij Pride en Hughes, zei kate, in ieder geval beter als gangendweiler zoals ik.
De kleertjes die ik toen aan had, heb ik nog steeds bewaard, ze Tess, terwijl ze de kaarsen aanstak, die ze gevonden had, verder een katoenen hemdje met bovenin de boord twee initialen J.I. in zwarte inkt geschreven.
Een luierbroekje van roze stretchstof. En een lichtblauw wollen dekentje van 100 procent wol. En om mijnlinkerenkel had ik een zilveren kettinkje met een barnstenen hartje in het midden.
Oh, mijn zus is gek op dat soort kettinkjes, zei kate, ze woont op zichzelf in de buurt van fifth avenue/ en ze is niet helemaal goed/ je weet wel en wees veelbetekenend naar haar voorhoofd
Ze heeft haar hele huis vol staan met poppen en iedere dag kleedt ze die allemaal aan, het zijn er inmiddels wel een stuk of honderd.
Ze versiert ze ook met allerlei opsmuk en sieraden, die ze weer koopt van een kennis bij haar in de buurt. We kunnen er wel eens heengaan, als je het leuk vindt en dan neem jij je kettinkje ook mee.
Laten we dan gaan voor de grote kerstdrukte, anders duurt het uren voor we bij mijn zus zijn.
Twee dagen later reden kate en Tess na hun werk met bus 55 naar de laatste halte op Fifth Avenue, ze stapten daar uit. Ze liepen door een straat waar de flats er uitgewoond uit zagen en kwamen vervolgens in een zijstraat met veel kleine winkeltjes en waar het buiten nog bedrijvig was. Het was een straatje met een mengelmoes aan culturen, blanken, portoricanen, russen, joden, negers. Halverwege de straat naast een chinese toko, woonde de zus van kate. Van buiten was al goed te zien, dat ze van poppen hield, voor haar raam stonden, zaten en lagen poppen in verschillende maten en kleuren met allerlei verschillende kapsels. En in het midden van de kamer troonde de zus van kate. Ze had haar rechterduim in haar mond. En in haar linkerarm had ze een levensechte pop, prachtig aangekleed, met blauwe wimpers en een madonna-achtig kapsel. Toen ze kate voor het raam zag staan, trok ze haar duim uit haar mond en begon enthousiast te zwaaien. Ze liep naar de voordeur en opende die. Katie, Katie, kadootjes, kadootjes riep ze juichend. Kate gaf haar zus een stevige knuffel en stelde Tess voor. Agnes is altijd heel blij he, zei kate tegen haar zus. Agnes keek Tess lang aan met haar waterige grijze ogen, waarbij haar mond halfopen viel. En ineens zei Agnes tegen Tess, Joey zonder linkerhand, Joey zonder linkerhand, het leek wel of ze het zong en daarbij begon ze op de vloer te stampen met haar voeten. Tess raakte in verwarring en keek Kate totaal verbijsterd aan. Hoe kan zij dat weten riep ze uit. Want hoe lang is dit geleden. En waar ben ik Joey kwijtgeraakt. Ik was 6 jaar en zat in mijn eerste pleeggezin, toen mijn pleegvader mij sloeg, omdat ik geen bier voor hem wilde pakken. En daarna brak hij de hand van Joey af. Ik heb Joey daarna nooit meer gezien en ik moest weg uit dat gezin. Ik wil je niet bangmaken Tess, zei Kate maar Agnes heeft een bizondere gave, daarom heb ik je ook naar haar meegenomen en durfde ik er niet op het werk over te praten. Agnes praat met haar poppen en haar poppen praten ook met haar en vertellen haar wie ze zijn en bij wie ze woonden en wat ze gezien en gehoord hebben. Agnes was ondertussen naar haar slaapkamer gegaan en kwam even later terug met een zwarte jongenspop van plastic, waar her en der deuken in zaten en die zijn linkerhand miste. Dat is Joey, zei Tess volkomen overrompeld. Tess schoot vol en er verschenen tranen in haar ogen. Voorzichtig haalde ze uit haar jaszak het zilveren kettinkje met het hartje van barnsteen. Dan weet jij hier ook een antwoord op, zei Tess tegen Agnes. Agnes keek naar het kettinkje en raakte een beetje in paniek en zei tegen kate, niet goed, niet goed, geen kadootje, terugkomen, maar nu niet over praten. Kate zei, laten we maar gaan, want als Agnes zo doet, dan valt er geen land met haar te bezeilen. We komen`morgen wel terug. De volgende dag na werktijd arriveerden kate en Tess weer bij het huisje van Agnes. De gordijnen waren gesloten. Kate belde aan maar er werd niet opengedaan, door de brievenbus zag ze licht in de gang schijnen. Ze hoorde vaag gerommel. Ik denk, dat ze er is, zei ze tegen Tess, ze wil niet open doen, maar ik heb een sleutel. Dus we kunnen naar binnen. Voorzichtig liepen ze naar binnen. Eerst zagen ze niets, maar kate deed het licht aan en ontdekten ze Agnes, die als een foetus opgerold in haar bed lag en op haar borst een zachte, lichtbruine beer geklemd hield. Ze murmelde kinderliedjes en zei, ze hebben je gevonden nu ga je weg. Kate pakte Agnes op uit haar bed en zette haar op haar schoot, waarbij Agnes het beertje uit haar handen liet vallen. Tess raapte het op en toen ze het aan Agnes teruggaf, zag ze dezelfde initialen van haar hemdje in de nek van het beertje staan. Jij weet van wie die beer is, zei Tess, Agnes keek omhoog en zei niets, Tess volgde haar blik en haar oog bleef rusten op een afgescheurde bladzij uit een modeblad , die tegen de bovenkant van het behang geplakt was. Daar stond een prachtige vrouw op met donker haar,en bruine melancholieke ogen. Onder de foto stond haar naam JESSICA ISAAC en met dezelfde initialen geschreven als in haar hemdje.
Aa

gedicht

Ik schep
woorden
uit het water
onzichtbaar,afgedreven
losgelaten in een stroom
ze glijden
tussen
mijn vingers door

gedicht

Hoe kan ik
Mijn handen
Leeg houden

Zonder

Mijn zakken
Te vullen

Of

Hoe kan ik
Mijn handen
Leeg houden

Zonder

Mijn handen
Te vouwen
In 2007

Aad Tijssens
En
Ankie Hoogzaad

butterfly

The butterfly was cleaning her wings, when the ladybird settled down beside her.
Do you know, what troubles me lately, the butterfly said against the ladybird.
I cannot dawdle”
What’s that dawdling, the ladybird said.
Yeah, how can I explain it tot you, as clear as possible, the butterfly said, while she continues cleaning.
Maybe the ant knows, how I can explain it to you.
So they went to the ant, who was busy clearing her house.
Hello ant”, the butterfly said, can you explain to the ladybird, what dawdling means.
I haven’t got the time for it now, the ant said, maybe you can ask it for the mole.
So the butterfly went to the mole, with the ladybird, who was just digging a corridor.
The butterfly bowed his head into the corridor and called for the mole, “hello mole”, could you explain to the ladybird, what dawdling means.
I haven’t got the time for it, the mole said, otherwise my corridor collapses.
Maybe the frog does know it.
So the butterfly went to the pond, where the frog lied deadly quiet between the waterlilies.
“Hello frog”, the butterfly said, could you explain to the ladybird, what dawdling means.
No I cannot, the frog said, not now,, I am just paying attention to my supper, which comes nearby.
But maybe you can ask it on the pond, when it is totally quiet. The butterfly and the ladybird stood still before the pond and waited until the watersurface was as smooth as a mirror.
The butterfly bended forward to the pond and she saw how beautiful she looked like and how beautiful she had cleaned her wings. And she asked to the pond, can you explain, as clear as bright, what means dawdling and when it’s happening, and who are with you then, and what you’re doing exactly, and if you are slow or fast and can everybody do it or butterflies cannot do it.
But the pond didn’t say anything back and the butterfly said to the ladybird, I am going tot hesitate now, if we need to wait for an answer.
What is hesitating, the ladybird asked, is that something we need to ask to everybody.
The butterfly sighed and closed her wings.

We wish you a very happy and healthy 2005

Aad Tijssens en Ankie Hoogzaad

Spoorlaan 18,
1851 HK Heiloo
Holland

kerst 2006

KERSTVERHAAL 14-12-2006

2040

Het begon allemaal in mijn hoofd. Een niet nader aangeduide plaats, waarvan ik het spoor
bijster was geraakt. En misschien begon het ook wel veel eerder en heel ergens anders.
De omgekeerde flessen stroop, die op de tafel stonden en waarin de laatste druppels langzaam naar beneden lekten konden het mij niet vertellen.
Vaag begon er iets te dagen, de laatste beelden, die ik gezien had, prikkelden mijn brein of wat er nog voor doorging.
Ik lag onder een viaduct ergens ten zuidoosten van SEATTLE. En er waren anderen, sommigen leken wel wat op mij, tenminste diezelfde gelige kleur en een groene chip in hun rechteroor.
Als ik hun frekwentie aftastte, dan bleek dat zij via Alaska gekomen waren. Ze hadden zichzelf opgeblazen met helium via een incisie in de buikwand, die truc kende ik ook nog en de juiste straalstroom afgewacht. Vervolgens waren ze neergeploft bij SEATTLE.
Ze verwachtten er niets van, herinnerde ik mij totdat mijn frekwentie het begaf, dus ze zouden daar nog wel ronddwalen.
Maar waar was ik nu? Had ik gelopen? Was ik opgepakt door de MOONS, die iedereen probeerde op te pakken, die nog zaad in zich droeg, of was ik helemaal niet weggeweest, waren het dingen, die ik mij herinnerde, omdat ik het mij moest herinneren.
Want dat kwam ineens wel helder binnen, dat had ZIJ gezegd, je moet het je herinneren.
Het was alsof ik achter mijn eigen schaduw aanrende, die steeds langer werd.
ZIJ,ZIJ, IK ZAG EEN TEENSLIPPER, via haar voet ging ik omhoog, een voet, een been, een buik, borsten, maar dan hield het op. Er was geen gezicht. Of wilde ik het niet.
Was het hetzelfde toen ik de kist sloot en haar gezicht vergat?
Er kraakte iets buiten de ruimte, waar ik mij bevond. Ik richtte mij net op tijd op, want met donderend geraas viel een minaret dwars door het dak heen.
Door de klap kwam mijn bewustzijn ook weer op zijn plaats.
Ik zat vast in Betlehem, ik was gekidnapt door de kleinkinderen van HAMAS en van de Levi”’s, was ik weer de schlemiel net als mijn grootvader voor mij.
En mijn maten van het derde Dayan regiment hadden zojuist de moskee opgeblazen.
Mijn maten waarmee ik drie dagen terug nog dat spel met die MOONS op dvd had nagespeeld.
Het was 25 december, een goeie dag om verder te spelen.

Aad Tijssens

volgorde

Ze moeten wel de volgorde aanhouden.

Ze moeten wel de volgorde aanhouden, zei mijn oudste zus tegen mij toen ik bij haar op bezoek kwam op het brabantse platteland. Aan de andere kant van de coniferen heg klonk een instemmend geknor. Wat is dat voor beest vroeg ik. Oh, dat is het varken van de buren, die is van de vrachtwagen gerold, had de buurman gezegd. Zo gaat dat hier, zei mijn zus, het blijft een streek van smokkelaars en de wet ontduiken. En mekaar de hand boven het hoofd houden.
Maar laten we het nog even over Ellie hebben, want daar hadden we het over, zei ze. Ik vind het zo’n raar idee, dat zij eerder gaat, als ik, daar kan ik maar niet aan wennen. En ze gaat zelfs eerder als onze vader, terwijl die al de negentig is gepasseerd. Ik vind het gewoon ook niet eerlijk. Het hoort gewoon niet. Je wist van alle zeven kinderen, dan is die jarig en dan wordt die jarig. En je noemde het ook regelmatig op voor jezelf als een soort rekenen. In de juiste volgorde. Dan wordt piet 50 en alie 51 en zo opbouwend tot truus. Je weet toch nog wel, dat onze moeder daar ook nog een speciale volgorde van had gemaakt. Als we ’s-Morgens zaten te ontbijten, dan kregen de oudste vier kinderen de kopjes met een oor en de jongste drie kinderen kregen de kopjes zonder oor. Dat maakte je plek duidelijk binnen het gezin. Maar nu gaat degene met het kopje zonder oor ineens voordringen. En is zij eerder daarboven, als ik. Dat moet onzelieveheer toch ook zien. Die kan dan toch zeggen zonder oor aan je kopje kom je hier nog niet binnen
VOORGETROKKEN

Ik stapte van mijn fiets af om naar de betaalautomaat te lopen om geld te pinnen. Voor mij was nog 1 client aan het pinnen. Aangezien mijn fiets iets verder weg stond van de betaalautomaat, kon een moeder met 2 dochters zich net nog even voordringen.
Het irriteerde mij, dat ze niet de beleefdheid kon opbrengen om even te wachten. Of een opmerking te maken, “u was nog voor mij”, maar in dit soort open ruimtes, heerst toch vaak de wet van de brutaalste. Zelf wilde ik hierover ook geen discussie aangaan. Maar het bood mij mooi de gelegenheid de vrouw in kwestie en haar dochters goed te observeren.
Ik schatte haar eind 30, goed in haar vel, bewust dat ze vrouw was, maar ook dat alles te koop was. Ze was behoorlijk beringd aan haar vingers. En ondertussen was ze via haar mobiel iets aan het organiseren, waar anderen bij betrokken moesten worden, maar wat wel voor elkaar zou komen. De oudste van de 2 dochters had inmiddels haar pinpas uit haar tas gegrist en hem in de automaat gedaan. De andere dochter probeerde ook een rol te krijgen om het grotemensengeld te bemachtigen en duwde haar zus weg, die inmiddels de pincode had ingetoetst. Daar kwam het geld tevoorschijn. De jongere dochter greep haar kans en trok het biljet van 50 euro voor de neus van haar zus uit de automaat en hield het triomfantelijk omhoog. De oudste dochter, probeerde het biljet terug te pakken. Toen greep de moeder in.
De jongste dochter werd vermanend toegesproken, “waar gaat dit over, waar ben je mee bezig”. De jongste dochter trok een pruillip en liep van de moeder weg. Terwijl de oudste dochter haar moeder aankeek en het geldpasje keurig in de tas van haar moeder deed.Vervolgens liep de moeder nogmaals naar haar jongste dochter, wiens gezicht totaal miskend stond. En de moeder begon een preek tegen haar af te steken, “je houdt ermee op, anders hoef je vanmiddag ook niet mee naar de tenniswedstrijd”. Het gezicht van het meisje stond op huilen. Ze ging ver van haar moeder vandaan lopen. En haar zus vroeg aan haar moeder, “zullen we Blokker nog inlopen mam”.

zondag 20 mei 2007

dagpauwoogvlinder

De dagpauwoogvlinder zat wat aan zijn vleugels te poetsen, toen het lieveheersbeestje naast hem neerstreek.
Weet je waar ik de laatste tijd zo’n last van heb, zei de vlinder tegen het lieveheersbeestje, “ik kan niet treuzelen”,
Wat is dat dan ‘treuzelen”, zei het lieveheersbeestje.
Tja, hoe kan ik je dat zo duidelijk mogelijk uitleggen, zei de vlinder, terwijl ze doorging met poetsen.
Misschien weet de mier, hoe ik je dat kan uitleggen.
En ze gingen naar de mier, die juist druk bezig was haar huis op te ruimen.
Dag mier, zei de vlinder, kun jij aan het lieveheersbeestje uitleggen wat treuzelen is.
Daar heb ik nu geen tijd voor, zei de mier,
Misschien kun je het aan de mol vragen.
En de vlinder ging met het lieveheersbeestje naar de mol, die net een gang aan het uitgraven was, om dichter bij de wortels te kunnen komen.
De vlinder boog zijn hoofd in de gang en riep naar de mol, hallo mol, zou jij aan het lieveheersbeestje kunnen uitleggen wat treuzelen is.
Daar heb ik nu geen tijd voor, zei de mol, want anders stort mijn gang in.
Maar misschien weet de pad het wel.
En zo ging de vlinder met het lieveheersbeestje naar de vijver, waar de pad doodstil tussen de waterlelies lag.
Hallo pad, riep de vlinder, zou jij aan het lieveheersbeestje kunnen uitleggen wat treuzelen is.
Nee, zei de pad, nu niet, want ik ben juist bezig mijn aandacht te richten op mijn avondmaaltijd, die steeds dichterbij komt.
Maar misschien kun je het aan de vijver vragen, als het helemaal stil is.
De vlinder en het lieveheersbeestje gingen voor de vijver staan en wachtten tot het wateroppervlak spiegelglad was.
De vlinder boog voorover naar de vijver en zag hoe mooi ze was en hoe mooi ze haar vleugels gepoetst had.
En ze vroeg aan de vijver, kun jij zo duidelijk mogelijk uitleggen wat treuzelen is en wanneer dat gebeurt en wie er dan bij zijn en wat je dan doet, of je dan langzaam of snel bent en of iedereen het kan, of vlinders juist niet.
Maar de vijver zei niets terug en de vlinder zei tegen het lieveheersbeestje, ik begin nu te aarzelen of we nog moeten wachten op antwoord.
Wat is aarzelen, vroeg het lieveheersbeestje, is dat iets dat we aan iedereen moeten vragen.
De vlinder zuchtte en vouwde haar vleugels dicht.
En verder de beste wensen voor 2005 van Aad Tijssens, auteur en Ankie Hoogza

kerstverhaal

KERSTVERHAAL 14-12-2006


2040

Het begon allemaal in mijn hoofd. Een niet nader aangeduide plaats, waarvan ik het spoor bijster was geraakt. En misschien begon het ook wel veel eerder en heel ergens anders.
De omgekeerde flessen stroop, die op de tafel stonden en waarin de laatste druppels langzaam naar beneden lekten konden het mij niet vertellen.
Vaag begon er iets te dagen, de laatste beelden, die ik gezien had, prikkelden mijn brein of wat er nog voor doorging.
Ik lag onder een viaduct ergens ten zuidoosten van SEATTLE. En er waren anderen, sommigen leken wel wat op mij, tenminste diezelfde gelige kleur en een groene chip in hun rechteroor.
Als ik hun frekwentie aftastte, dan bleek dat zij via Alaska gekomen waren. Ze hadden zichzelf opgeblazen met helium via een incisie in de buikwand, die truc kende ik ook nog en de juiste straalstroom afgewacht. Vervolgens waren ze neergeploft bij SEATTLE.
Ze verwachtten er niets van, herinnerde ik mij totdat mijn frekwentie het begaf, dus ze zouden daar nog wel ronddwalen.
Maar waar was ik nu? Had ik gelopen? Was ik opgepakt door de MOONS, die iedereen probeerde op te pakken, die nog zaad in zich droeg, of was ik helemaal niet weggeweest, waren het dingen, die ik mij herinnerde, omdat ik het mij moest herinneren.
Want dat kwam ineens wel helder binnen, dat had ZIJ gezegd, je moet het je herinneren.
Het was alsof ik achter mijn eigen schaduw aanrende, die steeds langer werd.
ZIJ,ZIJ, IK ZAG EEN TEENSLIPPER, via haar voet ging ik omhoog, een voet, een been, een buik, borsten, maar dan hield het op. Er was geen gezicht. Of wilde ik het niet.
Was het hetzelfde toen ik de kist sloot en haar gezicht vergat?
Er kraakte iets buiten de ruimte, waar ik mij bevond. Ik richtte mij net op tijd op, want met donderend geraas viel een minaret dwars door het dak heen.
Door de klap kwam mijn bewustzijn ook weer op zijn plaats.
Ik zat vast in Betlehem, ik was gekidnapt door de kleinkinderen van HAMAS en van de Levi”’s, was ik weer de schlemiel net als mijn grootvader voor mij.
En mijn maten van het derde Dayan regiment hadden zojuist de moskee opgeblazen.
Mijn maten waarmee ik drie dagen terug nog dat spel met die MOONS op dvd had nagespeeld.
Het was 25 december, een goeie dag om verder te spelen.

Aad Tijssens

de vouw

De vouw

Meestal stond hij buiten in de deuropening van zijn huis. En dan stond hij te kijken naar de reiger, die voor zijn huis aan de rand van de sloot naast een hengelaar stond te wachten, dat hij weer een vis kreeg toegeworpen. Zelf had hij ook iets van een reiger, twee enorme kwabben, die bij zijn kaak begonnen en bleven hangen op zijn borst. In feite had hij nog meer weg van een pelikaan. Alleen waren zijn kwabben niet gevuld met vis, maar een verstoring van de natuur. Hij wilde graag een praatje maken met de hengelaar, maar die liet hem alleen zijn rug zien en mompelde wat over het weer. Andere mensen liepen snel voorbij en durfden het niet lang vol te houden om naar zijn monsterlijke hoofd te kijken. Op een dag kreeg hij koorts, nadat hij van zijn fiets gevallen was. Dat gebeurde toen hij boodschappen ging doen. Toen hij rechtsaf wilde slaan, had hij moeite om zijn hoofd te draaien. En toen zijn hoofd zo ver gedraaid was, was het te laat en botste hij tegen een van de vele scootmobielen, die in de buurt rondreden. Een buurman had hem geholpen op te staan. Hij klaagde niet over pijn en was vervolgens naar huis gegaan. De volgende dag voelde hij zich niet lekker en ging naar de huisarts. Deze schreef hem antibiotica en rustgevende medicijnen voor. Hij nam ze driemaal daags in, maar hij werd er niet beter van. Integendeel, hij voelde zich juist beroerder worden. Hij had ook geen trek meer in zijn eten. Hij bleef binnen, kreeg koorts en werd steeds slapper. Na een aantal weken, werd hij ook magerder.
In de steeg achter zijn huis werd er druk over gepraat door de verschillende buren. Annie van de Liefde kwam het ook ter ore, toen ze met buurvrouw Sluis stond te praten. Toen buurvrouw Sluis zei, dat de pelikaan het zo slecht had, flapte Annie het er in een keer uit, “hij heeft een vouw in zijn borst”.
“Ze had de pelikaan nog niet eens gezien of gesproken”, vertelde buurvrouw Sluis later aan haar buurvrouw. “Een vouw in zijn borst, wat bedoel je daarmee”, vroeg buurvrouw Sluis. “Hij kan zeker ook geen asem krijgen”, zei Annie. “Dat klopt”, zei buurvrouw Sluis.
“Hij moet naar het ziekenhuis gaan, daar kunnen ze het zien”, zei Annie, “aan zijn huisarts, heeft hij niks”
De pelikaan ging naar het ziekenhuis en daar constateerden ze een verwaarloosde klaplong.
De pelikaan bleef een week in het ziekenhuis en herstelde van zijn klaplong. De tweede dag kwam zijn huisarts bedremmeld op bezoek. “Het spijt mij enorm, dat ik een verkeerde diagnose heb gesteld”, meneer Stoeltjesmaker”, want dat was de echte achternaam van de pelikaan.
“Laat maar zitten, zei de pelikaan, want een bijkomend voordeel van deze affaire is, dat mijn kwabben ook grotendeels geslonken zijn”
“Misschien, kun je samen een praktijk met Annie de Liefde beginnen, want ik ben niet de enige, waarbij ze een vouw heeft gezien”. “Bij buurman Kistemaker had ze een vouw in zijn hoofd gezien, en die bleek een tumor te hebben”. “En bij die kleine meid van Horvoets, die hoogzwanger was, zag ze een vouw tussen haar benen”. “Daar bleek de navelstreng om de nek van de baby te zitten”.
“Ze heeft echt een gave, die vrouw”. “En als je haar zo ziet, zou je het absoluut niet zeggen”. Ze is vreselijk plat in haar bek”. “En ze noemen haar niet voor niets de Liefde, want ze heeft er heel wat in haar schoot gehad, die het thuis niet kregen”.
“Verder ben ik vooral blij, dat de hengelaar, nu ook zijn voorkant laat zien en dat de mensen stil durven te blijven staan om een praatje te maken”.



Aad Tijssens

Spoorlaan 18

1851 HK Heiloo

19 mei 2007

vrijdag 11 mei 2007

Een sexy heilige

EEN SEXY HEILIGE

Drie kilometer boven Barcelona, in een Boeing 737 stelde hij zich aan mij voor. Ik ben Jordy zei hij in het engels met een catalaans accent. Vernoemd naar de patroonheilige van Barcelona een sexy heilige, eentje met passie, die de draak wist te verslaan. Meer held als heilige. Als je ergens op de wereld, iemand met de naam Jordy tegenkomt, dan kun je er zeker van zijn, dat hij uit Catalonie komt. Als zijn naamdag gevierd wordt, dan geeft iedereen in Barcelona, aan iemand waarvan die houdt een roos en een boek.
Dat van heilig en sexy, dat intrigeerde mij. Zo had ik ze nog nooit bekeken. Toen ik later in de basiliek van Barcelona liep, bleef ik toch wat langer naar hun afbeeldingen kijken, St.Pancratius, St. Jozef,St. Petrus en vele anderen, maar ik vond er weinig opwindends aan.. Ze waren zo naar boven gericht, zo weinig fysiek. Maar St. Jordy maakte het verschil, hij zag er lekker strak uit. Een zwart harnas en met een stevige lans de draak doorborend. Zo leek hij wel op Aragorn uit de ban van de ring. Hoe werkt dat toch met afbeeldingen, dacht ik. Het begint met je eerste agenda op de middelbare school. Je neemt diegene met de meest spannende plaatjes. En als je een aantal jaren verder bent dan worden die spannende plaatjes overal uitvergroot. De ene week, zie je Johny Heitinga tussen damesbillen met sloggies zijn geld als voetballer verdienen. En de volgende week zie je Inge de Bruin met lingerie van C en A haar inkomen verbeteren. Je moet geprikkeld worden is de slogan van deze tijd. Maar in het advies van mijn psychiater, stond juist, dat ik een prikkelarme omgeving voor mijn ADHD-kind moest zoeken. Ik denk, dat ik toch maar ga aankloppen bij de abdij van Egmond. Met genoeg lege plekken voor een nieuw soort heiligen.

Brief aan de Koningin

Heden verscheen voor mij in lichte kledij de afgezant van ivoorkust, zij was hier met een roeibootje naar toe komen varen om aan u hare majesteit haar geloofsbrieven te overhandigen. Zij was echter vergeten een postzegel erop te plakken, en was het daarom zelf komen brengen, ze was verheugd, dat u tijd vrij kon maken voor haar, gezien uw verplichtingen elders in het land op koninginnedag.
Torn zij voor uw paleispoort stond, had ze ook nog tijd Fiom even te genieten vaan een heerlijk stukje Hollandse zoute haring, bij een stalletje vlak naast de poort, waar u majesteit ook wel een s van deze heerlijkheid geniet.
Alvorens tot het het ceremoniële theedrinken over te gaan, zou ik graag even een servetje van uwe majesteit willen hebben om de mondhoeken mee af te vegen, voor we tot de traditionele kus overgaan.
Ik vind het fijn om bij u in uw paleis te mogen vertoeven. En namens mijn onderdanen, wil iki u zeggen, dat wij van ivoorkust nog dagelijks denken aan het bezoek, wat uw moeder in 19955 aan ons land bracht met uw vader heer bernhard, Bijzonder goed hierinneren we ons nog, dat uw vader veel belangstelling had voor het jagen op krokodillen wat in ons land een nationale sport is.