vrijdag 9 november 2007

pimpelpaarse piknikkers

Pimpelpaarse Piknikkers

Notenkrakend bereikten wij de steigers van de in aanbouw zijnde tuin der lusten.
Dicht tegen elkaar aangehoopt, poogden wij verhaaltjes te vertellen over Siamese tweelingen en krolse katers.
Buurman piknikker speelde landje pik en verderop stond een onduidelijk gekleed figuur afgodje te spelen met het plastic poppetje van zijn vermoedelijk hoogbejaarde, zwingerige huistuinkeukenvrouwtje.
Beneden ons op de kietelende keitjes liepen twee zwaarbeladen kanaries met de Nachtwacht op hun rug.
Wonderlijk waren die kuchende tenen van de president van Siberie, waaromheen zich een dikke sok gebreid had.
Overal krioelden fluoriserende lichtgangetjes door de bekliederde massa.
Het vermakelijkste was een zwangere paus, die rondhuppelde, alsof er geen encyclieken bestonden.
Naast het uitgevreten pismuurtje stond een man met lege eierdoppen.
Aan de voet van de heipalen stond iemand, die vloekles gaf op alfabetische volgorde.
Konstant reed een autoped rond, die knipperlichtje speelde met de knipperbol van het Rembrandtsplein.
Daar vloog het weekendmakertje voorbij op een doordeweekse bezem.
Brakende juffertjes vergrepen zich aan valsbelichte fotoos.
Twee in aanbouw zijnde mensjes probeerden een god te maken van het eerstgeloosde hoopje.
Na het gebeier van twee uur begon iedereen bibberend uit het blauwe boekje zinnetjes te peuteren om zodoende de honger te stillen.
Vanaf het dak van een naburige honingraat, ijlde een vermorzelde wegpiraat over het grote licht wat hem tegemoet kwam.
Klaplopers en kruimelvreters schuivelden stompzinnig naar een biechtstoel, die er niet was.
Zot tikte de klok door, die nasmeulde in het vagevuur van het stoutejongensfikkie.
Een okerkleurig bolhoedje liet zich rustig besnuffelen door een loslopende kinderwagen.
Zeemeermannen minden positieve plusrijke sneeuwwolkjes en lieten hun schubbetjes tellen.
Zie ommezijde zag de ommezijde.
Lantaarns en loopse hondjes waren borstrokken aan het breien voor volk en vaderland.
Speelgoedtreintjes trokken sintBernhards van de ene kroeg naar de andere.
Ongeopende fruitblikjes verzamelden zich rond de opgehangen blikopener.
Teuterige theepotten hielden op met sijpelen en gingen een bedevaart houden voor een betere asfaltering van de binnensteden.
Lusteloos knapten de heipalen af en stortten steigers dizzy ineen na deze zeurderige jeremiade over kriebeldingetjes en n iksnutterige opgehoopte kalktoestanden.
De middenberm en trottoirs werden weer begaanbaar door de nieuwe bezem van de straatveger.

Deze alliteratie/gedicht/proza, heb ik gemaakt in 1969, nu pas kom ik er achter, dat ik geinspireerd geraakt was door het nummer van Bob Dylan Subterranean Homesick Blues.
Het speelt zich in dezelfde cadans en snelheid af. Een opsomming van feiten zonder verband

maandag 5 november 2007

vrijdag 15 juni 2007

passie

Passie

Mijn gesluierde vogel, praatte zacht in mijn oor,terwijl het woestijnzand opstoof.
Bij de oase trilden de kamelen van de inspanningen van die dag.
De bedoeïenen van al-ak-mar trokken een brede grijns toen ze me zagen stuntelen op het spijkerbed.
En langzaam wist ik heel zeker, dat Fatima zou komen.
Ze zou komen uit het noorden, waar de nachten kouder waren en ze zou geuren naar bloemen, die ik nooit gekend had.
En ze zou me alles leren van kussen en ontelbaar strelen.
En wat de gesluierde nog meer fluisterde in mijn oor was oorverdovend en verpletterend.
Ze zou mij aanraken op mijn zachtste ziel en ik zou beter worden, als ik was geweest.
En mijn haren zouden in het zonlicht wapperen en ze zou blijven terugkomen iedere nacht en mijn voeten verwarmen met houtskool.
En zo zou ze zijn, totdat de sterren aan de hemel zouden doven.
En we zouden samen schitteren en dwalen in die eindeloze tuinen, die maar bleven geuren.
En zo zou ik haar vragen mijn naam te spellen en te blijven.

Aad Tijssens, 29 juni 2006

een vogelveertje

Een vogelveertje


Een vogelveertje zweeft door de lucht
Het is weggeraakt
Uit het kleed
Het maakt geen enkel geluid
Het heeft geen richting
Het is enkel zacht

Een vogelveertje zweeft door de lucht
Het is alleen
Zonder het kleed

Een vogelveertje zweeft door de lucht
Het schommelt in de wind
Het wordt gewiegd als een kind

Een vogelveertje zweeft door de lucht
Haar gezicht is zonder gewicht
Haar leven is ultra-licht

Een vogelveertje zweeft door de lucht
Zal zij dalen
De grond halen

Aad Tijssens, 15-6-07

maandag 28 mei 2007

iedereen gaat dood

Iedereen gaat dood

Iedereen gaat dood
Iedereen gaat dood
De goddelozen en de godvrezenden
De slimmen en de dommen
De sterken en de zwakken
De dikken en de dunnen
Iedereen gaat dood
Iedereen gaat dood

Ieder met zijn eigen verhaal
Nadat hij alle vier windstreken
Heeft verkend
Ieder op zijn eigen wijze
Na een lang lijden
Of een rustig inslapen
Daarover is ons niets bekend
Maar iedereen gaat dood

Soms is doodgaan
Een bevalling
In omgekeerde richting
Bevallen van het leven
Wat je geleid hebt
En hebben
Je nabestaanden
Nog de tijd
Om je wieg aan te kleden
Je je mooiste kleren
Mee te geven
Je te baden
En te zalven
Je ogen te sluiten
En je laatste streng
Door te knippen

Dan is het goed
Om te gaan
Dan is het licht
En gewichtloos
En kent het
Geen betekenis
Die wij weten

Aad Tijssens 16 februari 2004, overlijden moeke.

zondag 27 mei 2007

geen kind

“JE HEBT GEEN KIND AAN ZE”

Dat zei de vrouw in de kappersstoel naast me. Ik herhaalde de zin nog een keer woord voor woord in mijn hoofd. Terwijl de kapster mijn achterhoofd aan het opknippen was. Overigens een heerlijk gevoel, dat zij met haar schaar niet in mijn zinnen kon knippen.
Ik ging de zin nog weer eens na, die de vrouw naast mij gezegd had. “je”was kennelijk de vrouw naast me. En als je, “je hebt geen kind aan ze”” letterlijk tot je door liet dringen, dan heb je dus geen kind. Terwijl het waarschijnlijk wel over kinderen ging, maar bij “ze” gold dat even niet. Het leek alsof dat enorm veel ruimte schiep. Het leek wel een soort”wishfull thinking”voor de vrouw naast me. Ze zuchtte er hoorbaar bij. Wat zou er in godsnaam gebeuren, als dezelfde vrouw zou zeggen, ‘je hebt wel een kind aan ze”. Dat zou wel de toestand zijn, die bij “ze” hoorde, maar niet gewenst.
De vrouw vervolgde, dat er ook nog een kinderlokker bij haar in de buurt woonde. “”En dan zeg je tegen die kinderen, “niets van vreemden aannemen”. Ze zuchtte opnieuw en zei, “ maar ja of ze het van je willen aannemen”, is de vraag”. Het was echt zo’n knipgesprek, meer mededelingen, die dankzij de schaarbewegingen in stand gehouden werden.
Ik gokte erop, dat de volgende mededeling zou zijn, “je bent weer blij , als ze naar school gaan.” Toen de kapster de gel in mijn haar masseerde, kwam de verwachte zin eraan.
Mijn vakantie zat erop met de laatste haren, die op de grond vielen.
En ik werd weer nieuwsgierig naar wie “ZE” waren.

kerstverhaal 2005

KERSTVERHAAL 2005-12-20

OMAR

Uit de richting van Herat naderden met grote snelheid een konvooi voertuigen, die rechtstreeks leken af te stevenen op de waterput, waar Omar stond met de geit, die hij van zijn vader naar Najib moest brengen.
Najib was de vader van Tariq en Tariq zou met zijn zus Sjiri trouwen in het 5200e jaar van de profeet, wiens naam heilig is.
Najib moest gunstig gestemd blijven, anders zou Sjiri geen toestemming meer krijgen om haar familie te bezoeken, als ze getrouwd was.
Omar gaf de geit wat drinken uit zijn leren waterzak en maakte zijn tulband nat om wat verkoeling aan zijn verhitte hoofd te bieden.
Op dat moment stopte het konvooi ook bij de waterput.
Omar zag direkt dat het Kirgiezen waren, aan hun typische puntbaardjes en de groene halve maan in hun tulband.Omar was een Pathaan en Kirgiezen hielden niet van pathanen, die zij beschouwden, als achterlijke geitenhoeders.
Uit het voorste voertuig kwam een zwaargebouwde man gelopen, die Omar opdroeg water uit de put te halen voor alle mannen van het konvooi.
Omar deed wat hem opgedragen werd en haalde met een emmer water uit de put.
Toen de Kirgiezen gelaafd waren, vroegen ze Omar, hoeveel de geit moest kosten.
Deze geit is niet te koop zei Omar, hij is onderdeel van de bruidschat van mijn zuster.
Daarop moesten de Kirgiezen bulderend lachen en zeiden een gast verschaf je alles om het hem aangenaam te maken.
Omar boog voor de Kirgiezen, nam zijn tulband af en zei, heeft de profeet niet gezegd, dat hij die blootshoofd op het heetst van de dag de zon durft uit te dagen een echte gelovige is, die geen enkele wens geweigerd mag worden.
De Kirgiezen stopten met lachen en waren wel in voor een verzetje.
Wat is je wens dan vroegen zij?
Dat jullie mij en de geit naar het dorp van de vader van de bruidegom brengen, als ik mijn geloof in de ware god op de proef heb gesteld.
Accoord zeiden de kirgiezen, want wie waagt nu zijn leven voor een geit.
En het sprak hun wel aan om zo’n domme pathaan zichzelf te zien roosteren door de zon, die nu bijna op zijn hoogste punt stond. Geen mens deed het zichzelf aan om met onbedekt hoofd rond te lopen. In de schaduw was het 40 graden .
Het was weer eens wat anders voor de kirgiezen als je kalasjkinovs leeg te schieten op arme dorpelingen, die geen papaver wilden verbouwen.
Het enige wat de kirgiezen echter niet wisten, was dat Omar vanmorgen naast de koran ook de zonnekalender gelezen had.
Want toen de zon op zijn hoogste punt kwam, werd het ineens aardedonker en viel de verzengende hitte weg.
De Kirgiezen raakten in paniek en vielen op hun knieen voor Omar en prezen hem, hij is de ware gelovige en brachten hem en de geit naar het dorp van de vader van de bruidegom, die daardoor nog gunstiger gestemd raakte. Toen hij zag, dat zijn aartsrivalen Omar met veel respect behandelden.

Aad Tijssens